Ontdek de eerste stop met onze hoofdpersonen… wie zijn zij?

Wilt u meer weten?
Oefenmijnschacht
De bergbouw in Bleiwäsche is met zijn ruim 2000 jaar, bewijsbaar één van de oudste in heel Duitsland. Dankzij gangen, en nissen met loodglans, zink en kopergrind in kalksteen kreeg Bleiwäsche al in vroegere tijden betekenis in de bergbouwregio.
Reeds tijdens 2 tot 300 jaar na Christus, verbouwden de Germaanse stammen hier het looderts. Het daaruit gesmolten lood werd verhandeld aan o.a. het Romeinse Rijk.
Naast kleine staven werd er ook een groot stuk van tot 50 kilo zwaar brokstuk gevonden.
Het lood uit het voormalige Germanië werd Plumbum Germanicum genoemd. Ook keramiek, munten en glasparels uit Bleiwäsche bewezen dat de Germanen handel dreven met de Romeinen.
Als in 1540 zeven mijnbouwers van het Land van de Paderborner Ammtman kwamen en huizen gebouwd hadden, werd het huidige Bleiwäsche voor het eerst onder de naam Bleywasch volgens oorkonde genoemd.
Vanuit de bouw van een loodhut aan de Lühlingsbach en de inning van het lood ontstond een strijd voor het Rijkskamergerecht over het verloop van de territoriale grenzen tussen het Bisdom Paderborn en Hertoghdom van Westfalen. De protocollen noemden de naam van een vroegere nederzetting Thedbaldinghusen, die verlaten was. Die nederzetting zou in het Lühlingsbachtal te vinden zijn. Daarop wezen de vondsten van vroeg Middeleeuwse scherven en loodslakken, op een nederzetting met smelterij.
Precies op deze plek bevindt zich een oefenmijnschacht. Van hieruit gaan 2 mijngangen van rond de 100 meter lang. Ze werden in 1900 bij het graafwerk voor een nieuwe school ontdekt.

